Verhalen uit Nieuw-West
Het Van Eesteren Museum bevindt zich aan de Sloterplas, het kloppende hart van Amsterdam Nieuw-West. Hoe deze Amsterdamse tuinstad stedenbouwkundig tot stand is gekomen is natuurlijk interessant, maar vertelt niet het hele verhaal. De stad wordt namelijk geleefd en gemaakt door de mensen die er wonen. Vanaf de aanleg van Nieuw-West in de jaren ‘50 tot het heden zijn er talloze herinneringen gemaakt, bijzondere ontmoetingen tot stand gekomen en vele verhalen geschreven. De verhalen uit dit bijzondere stadsdeel maken deel uit van het gedeelde erfgoed van Nieuw-West.
Woon jij ook in Nieuw-West? Misschien herken je je wel in een van de verhalen. Of heb je zelf een mooi verhaal te vertellen? Dan horen wij dat graag.
Ooit stond je hier op weilanden tussen gras en groen en grieten
Schrijver en dichter Abdelkader Benali schreef voor Nieuw-West een speciaal muurgedicht. Het gedicht is verspreid over drie muren in Osdorp. Het idee voor de muurgedichten komt van bewoner Sem van de Pol.
In het Parool vertelt Benali het volgende over het muurgedicht: “Mijn gedicht is nu deel geworden van de wereld. Dat geeft een gevoel van trots en voldoening. Ik ben een schrijver die graag wil dat de literatuur in de openbaarheid is en dat iedereen ervan mee kan genieten. Ook mensen die geen boek kunnen kopen of lenen.”
De-Grote-Geusplein
Wij woonden in een huis met een tuin, maar veel kinderen uit de buurt hadden alleen een piepklein balkon. Daarom verzamelden we altijd met alle kinderen op het De-Grote-Geusplein. Mijn broer was dan zo slim om bij de ene moeder een luciferdoosje te vragen en bij de andere moeder een lucifer. En dan ging hij met zijn vrienden op dat plein een fikkie stoken. Op een gegeven moment hebben ze zelfs een olietank in de fik gestoken en die ontplofte toen!
Dit verhaal is van Marijke Duyvendak en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Een buurt in aanbouw
Het was fascinerend om op te groeien in de buurt toen het nog in aanbouw was. Het was toen grotendeels kaal, maar als kind kon je daar heel veel mee. De dijk, nu het trein- en metrostation Sloterdijk, was een belangrijk element uit mijn jeugd. Inmiddels renoveren ze de dijk in Slotervaart tot een park, maar toen was het mijn vrijheid. Ik wandelde, plukte bloemen onderweg, of liep over de top van de dijk naar Slotermeer. Op de dijk kon alles, want ik speelde daar buiten het zichtveld van mijn ouders!
Dit verhaal is van Pita Phoa en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Één met de wind en het water
Zolang ik me kan herinneren maak ik deel uit van het Watersportcentrum Sloterplas. Het Watersportcentrum ligt in de Sloterplas, midden in de natuur. Het is een plek waar mensen van alle leeftijden samenkomen om zich onder te dompelen in de elementen: de wind, het water en het weelderige groen. In het watersportcentrum geloven we dat als iemand valt, het onze plicht is om hem of haar op te rapen. Dit ethos heeft een unieke gemeenschap gecreëerd, waar we elkaar steunen en opbeuren tijdens onze wateravonturen. Mijn favoriete aspect van zeilen is dat je moet samenwerken en spelen met de wind en het water, waardoor het zeilen bijna een spel wordt.
Dit verhaal is van Floris van de Ruit en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Met andere ogen naar de omgeving kijken
Creatief omgaan met de elementen van de stad herken ik in mijn eigen praktijk bij de Hiddenbody bewegingsschool. Ons doel is om de labels die de maatschappij aan objecten en handelingen geeft, uit te dagen en uit te wissen. Onze zoektocht heeft ertoe geleid dat we onze omgeving met andere ogen bekijken. Toen ik op een dag voor een muur stond, besefte ik dat het niet zomaar een afscheiding of barrière was, maar dat het juist eindeloze mogelijkheden had. Ik beklom de muur, liep erop en gebruikte mijn zintuigen. Mijn team en ik zien de stad als een levend organisme; een deel van onszelf. We creëeren kaarten van interactie, waarbij elke muur en railing instrumenten worden voor zelfontdekking.
Ontdek hier alles over Hiddenbody.
Dit verhaal is van Rich Andoh en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Wazig
Het was de zomer na mijn tiende verjaardag. Zo’n zomer uit de jaren waarin wekenlang het asfalt zinderde. De zomer waarin ik oud en wijs genoeg was geworden om alleen met mijn één jaar jongere broertje Luc te mogen gaan zwemmen. Op de fiets helemaal naar de Sloterplas die achter het einde van de wereld lag. Want in 1955 hield Amsterdam gewoon nog op na het Mercatorplein.
Daar voorbij begon het lange niets en dáár weer achter doemde dan zomaar die verrukkelijke Sloterplas op! Zo groot als de zee met rondom bergen zand die niet voor duinen onder deden. Een levensgevaarlijke plek om te zwemmen: het glooide langzaam naar 30 meter diepte in het midden. Wij hadden er geen weet van, maar voor welke veiligheid dan ook moesten wij een autoband mee nemen. Die stond altijd opgepompt en wel op onze veranda, voor het geval dat…
Met mijn fiets al aan de hand wachtte ik op Luc en mama die gelijk met ons de deur uit ging. Ze controleerde of ik de groene badtas wel goed rechtop in de fietstas had gezet en drukte mij voor de zoveelste keer op het hart dat ik niet van de stoepen af moest bonken met die melkfles. Luc was in aantocht, te merken aan de autoband die hij van drie trappen hoog de straat op liet rollen.
Eenmaal in het grote niemandsland groeiden hier en daar nieuwe huizen uit het zand. Volgens mijn vader zou hier Nieuw West komen. Misschien zouden wij ook nog wel eens hier naar toe verhuizen! Dat leek ons heel prettig met die gratis Sloterplas voor de deur!
Gauw omkleden en de kleren in de fietstas. Sandalen er ook bij en de tasriempjes dicht. Het was zaak om de fietsen altijd in het oog te houden. En bij onraad snel uit het water te komen om onverlaten af te schrikken. Maar er was zelfs geen onverlaat te bekennen vandaag. Het was heerlijk! Eerst even een stukje met de band, dan lekker opdrogen, elkaar onder het zand graven, de boterhammen opeten, de melk eerlijk delen, met kledder insmeren, afspoelen. En weer en weer en weer. We hadden geen weet van de tijd. We dobberden met de autoband helemaal naar het midden. Zo ver mochten we eigenlijk niet, maar er was lekker niemand om ons terug te roepen…Wij waanden ons op volle zee.
Plotseling overviel mij een grote angst! Welke kant was ook alweer ONZE kant? Ik had geen flauw idee meer van de richting. Elke overkant was wazig. Zó ver waren we dus! Ik kon zelfs onze paal niet meer zien! Ik had sinds enkele weken een bril maar die zat volgens de nadrukkelijke instructies veilig in een echte brillenkoker in de fietstas. Luc was zich van geen ramp bewust.” Het bord was toch dáár? Ja, de fietsen staan er ook nog.” Ik kneep mijn ogen dicht, maar ik kon zijn zekerheid met geen mogelijkheid delen. Luc zette al koers in zijn goede richting. Met grote twijfel peddelde ik op de band ik achter hem aan en waarachtig, dichter bij de kust zag ik opgelucht dat er geen vuiltje aan de lucht was.
Het leek ons wel zo´n beetje het einde van de middag en we stapten aan wal om ons weer aan te kleden en de thuisreis te aanvaarden. Daar sloeg het noodlot alsnog toe: de groene badtas zat niet in de fietstas! Luc wist heel zeker dat de tas er bij het boterham eten nog was. En dit waren toch écht onze fietsen “Kijk maar, dit is onze lege melkfles .En onze sandalen “ Dat laatste was een geluk bij een ongeluk want in onze sokken, diep in onze sandalen zaten de fietssleuteltjes. Die moest je dáár verstoppen zodat ze nooit in het zand zouden vallen .Want zand in je slot was het begin van het einde…
Plotseling meende ik bij een stapel betonplaten in het verboden gebied iemand te zien zitten. Teruglopend zag ik gelukkig dat het een mevrouw was! Ze had een wapperend sjaaltje om en droeg een zonnebril. Ik vroeg haar of zij misschien een groene badtas had gevonden. De mevrouw wreef zout in de wonden met de veronderstelling dat mijn moeder dat vast en zeker ook helemaal niet leuk zou vinden. Al je kleren kwijt nota bene. “ En hadden jullie mooie handdoeken bij je?” Oh, lieve hemel. De handdoeken natuurlijk ook weg! Ik had geen enkele hoop meer. “Zat er ook geld in de tas ?” vroeg de mevrouw. “Nee, gelukkig niet!” Stel je dat ook nog voor! “En je bril?” Mijn bril, mijn bril! Ik stortte neer in het zand en barstte in tranen uit. O,Gòd,o Gòd, niet óók mijn bril!
“Kom eens hier”’ zei de mevrouw “Was het deze bril ?” Ik zette totaal beduusd de bril op. Het leek zo goed als zeker mijn eigen bril! “En was het ook deze tas? ” Ze haalde onze groene badtas achter haar rug vandaan. Verbijsterd keek ik naar ons eigendom. De vrouw zette haar zonnebril af en begon verschrikkelijk te lachen. Het was overduidelijk mijn moeder! Het drong langzaam tot mij door dat ze mij uitlachte omdat ik haar niet had herkend. Mijn bloedeigen moeder had mij de schrik van mijn leven bezorgd en ze vond het nog leuk ook! Er trok een waas van woede voor mijn ogen. Die bleef nog weken hangen…
Dit verhaal is van Nel Vos en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Hangjongeren in Nieuw-West
We merkten al vroeg een sluipende wrevel vanuit de samenleving over ons buiten zijn. Ons lawaai en plezier leken sommigen te verontrusten. Een verwachting van veiligheid en controle overschaduwde ons plezier en zorgde voor een constant dilemma. Willen ze ons buiten of binnen? Deze houding frustreerde ons. Ons plezier werd vaak aangezien voor probleemgedrag, soms zelfs crimineel. Toch slaagden we erin om onze momenten te behouden. Ik heb zelfs een lied geschreven, "OSD West blue", dat de nostalgie en het goede en slechte van opgroeien in Osdorp vastlegt. Dat was de realiteit, rauw en ongefilterd.
Dit verhaal is van Hessel Du Mark en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Kan je spelen?
In de zomer speelden we elke avond na het eten buiten. Dan belden we bij iedereen aan en vroegen we: “kan je spelen?” De straten van Nieuw-West waren mijn speelplaats. Onze voetbal vloog door de lucht, vaak vergezeld door ons eigen gejoel. Soms organiseerden we zelfs toernooien. Mijn favoriete plek om te spelen was het Koningspleintje. Er was een tijdje dat we daar elke dag wel gingen rolschaatsen, maar zo heb ik wel meer fases gehad. Zo heb ik een tijd lang met de meiden uit de buurt allerlei dansjes bedacht op bekende liedjes. Dan gingen we een half uur oefenen, en daarna voor elkaar optreden waarbij we elkaar punten gaven. Waarschijnlijk stopt het spelen op straat ongeveer als je veertien bent, langzaam gaan de kinderen uit huis en maakt de wijk plaats voor een nieuwe generatie.
Dit verhaal is van Marieke Kruijssen en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Levensgevaarlijke ritjes op de slee
Natuurlijk speelden we ook heel veel in de sneeuw. Dan gingen we in het Sloterpark op de slee zitten met de honden ervoor. Nou dan vielen we er altijd af natuurlijk! Maar er waren ook kinderen die sleeën aan auto’s bonden. Dat mochten wij niet, want dat was natuurlijk levensgevaarlijk. Soms waren er echt hele slierten van wel zes of zeven sleeën die achter een auto aanhingen.
Dit verhaal is van Monique Sakkers en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Easy Rider
‘Juli 1968’ staat er op de achterkant van deze foto. Ik had dit stuur dus al een jaar vóór Easy Rider in de bioscoop ging draaien! De step - autoped zeiden we vroeger - werd gebruikt voor rondjes om het huis en, in een avontuurlijke bui, voor tochten 'helemaal' naar de Jan Voermanstraat, met z'n gevaarlijk ogende donkere tunneltjes. Na de step kwam de fiets en daarbij gingen we voor het Easy Rider-gevoel op de bagagedrager zitten. Door speelkaarten met knijpers tussen de spaken te bevestigen kon je dan ook nog eens het geluid van zo'n chopper imiteren!
Dit verhaal is van Michiel Blijboom en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling 'Spelen in Nieuw-West'
De overkant
Ik ben in 1989 met mijn ouders en broer in de MAP (de Middelveldsche Akerpolder) komen wonen, een gloednieuwe woonwijk in Osdorp. Ik heb als kind goede herinneringen aan opgroeien in de MAP. Het voelde niet alsof we in een drukke stad woonden. De woonwijk was omgeven door weilanden, kassen en tuinhuisjes. Dat werd door ons 'de overkant' genoemd. We hadden bootjes en vlotten waarmee we de sloten die onze woonwijk met de overkant scheidden, konden overbruggen. En er waren genoeg kinderen van mijn leeftijd. We konden uren spelen op de landjes. Spelen in de modder, ravotten, kattenkwaad uithalen. In de winter door het ijs zakken op de blubbersloten. Op een gegeven moment werd duidelijk dat 'de overkant' niet lang meer zou bestaan, vanwege de komst van een nieuwbouwwijk. De kassen, landjes en tuinhuisjes werden langzamerhand steeds meer verlaten. Heel eng om als kind door een verlaten kas te lopen, je fantasie sloeg op hol. Hoorden we daar nou een baby huilen? Ook de vervallen tuinhuisjes betreden was heel spannend: sommigen zaten nog vol oude rommel, je keek je ogen uit. We stookten fikkie en hadden de tijd van ons leven. Weer wat later begon de ontruiming van het hele gebied en werd er kilometers zand gestort. Ook toen weer nieuwe avonturen: van grote zandheuvels afspringen, kuilen graven en gangenstelsels bouwen. We kwamen altijd vol zand en verhalen weer thuis.
Dit verhaal is van Nikki Pootjes en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Zand, modder en steen
Ik ben in 1958 in Geuzenveld komen wonen, ik was toen twee jaar. In het begin was er nog helemaal niks, maar dat maakte het juist heel erg leuk. Er was geen gras, maar veel zand, modder en steen. Op het steen gingen we elastieken. En als er dan geen andere kinderen waren dan bonden we de elastieken gewoon om twee vuilnisbakken heen. De dijk, waar later tram 13 kwam, werd op een gegeven moment ook geasfalteerd en toen konden we erop rolschaatsen. Blijkbaar is die dijk belangrijk geweest voor heel veel spelende kinderen.
Dit verhaal is van Marijke Duyvendak en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Spelen op de kinderboerderij
Ik ben als kind opgegroeid in Geuzenveld. Ik liep vaak met mijn broer, zussen, neven en nichten naar de kinderboerderij Ruige Riet tegenover het Sloterpark waar ik me uren kon vermaken. Dat was ideaal, want het kostte geen geld. De kinderboerderij was kindvriendelijk en je leerde er hoe je met respect en liefde met dieren om moet gaan. In het Sloterpark heb ik de natuur erg leren waarderen, ik vind het een pracht park!
Dit verhaal is van Roy Carter en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Troque
Ik heb Troque in een kringloopwinkel gekocht tijdens COVID, waarna ik het veel met mijn moeder heb gespeeld. Met haar heb ik kunnen ontdekken hoe het spel werkt en dat is een van de fijne herinneringen die ik heb aan die periode, ook specifiek met haar. Toen ik het spel voor het eerst zag was ik heel erg verliefd op de vormgeving, maar over het spel zelf dacht ik: ‘wow dit spelen? Dat is veel te moeilijk!’ Maar dan speel je het een keer en dan is het echt gewoon zo makkelijk als wat. Dat vind ik wel grappig, in mijn hoofd voelt het als iets onoverkomelijks, maar als je het probeert dan valt het eigenlijk heel erg mee. Ik heb het ook vaak gespeeld met mijn broer en zijn verloofde. Als we met de familie thuis zijn dan komen alle talen samen. Ik ben namelijk opgevoed in een Pools gezin, dus met mijn moeder en broer spreek ik Pools, maar zijn verloofde is dan weer Italiaans. Als mijn vriend dan meedoet komt er ook nog Nederlands bij. Het mooie aan het spel is dat er eigenlijk geen woorden voor nodig zijn. Je moet meer strategisch nadenken. Toch brengt het spel iedereen samen.
Dit verhaal is van Dorota Dabrowska en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Voetbal schouwspel
Getrouw aan het motto ‘Licht Lucht en Ruimte’ lagen er ook bij ons in de buurt groene grasvelden omringd door tuintjes tussen de woonblokken. In ons geval tussen de Steelvlietstraat en de Schoonboomstraat. Compleet met het bekende speelplaatsjes voor de kinderen, ontworpen door architect Aldo van Eyck. Wij, de kinderrijke gezinnen, woonden boven, en beneden waren de bejaardenwoningen, die met hun tuintje dus grensden aan het grasveld. Vanaf ons balkonnetje op vierhoog hadden we mooi zicht op het schouwspel: alle jongens uit de buurt (de meisjes voetbalden toen niet) renden fanatiek joelend achter de bal aan op het grasveld. De bal liet zich nergens door tegenhouden en vloog geregeld een tuintje in, verdween tussen de struiken, stuiterde tegen een raam en vernielde een bloembed. U begrijpt dat onze bejaarde buren daar niet echt blij van werden. Regelmatig waren er woordenwisselingen, werd de bal ‘in beslag genomen’ door een boze buur of gedreigd met de politie. Eén speciale boze buurman kan ik me nog goed voor de geest halen. Volgens mijn broers zat hij erop te wachten en schoot hij als een duveltje uit een doosje naar buiten als de bal maar in zijn buurt kwam. Wij vonden hem een groot brok chagrijn. En natuurlijk was juist hij degene die de bal het meest in zijn tuin kreeg, en dat was misschien niet eens altijd toevallig…
Dit verhaal is van Fienie Gerekink en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
In de sloot vallen
We woonden dicht bij een slootje waar de brug iets verderop was. Als kinderen vonden we dat natuurlijk veel te ver en we wilden direct naar de overkant kunnen komen. Vlak bij ons huis lag er een metalen pijp over het water dat eigenlijk werd gebruikt als bouwmateriaal. Daar zagen we onze kans! Elke dag weer klemden we onze benen om de pijp en sleepten we onszelf zo naar de overkant. Totdat mijn zus er op een gegeven moment zijwaarts in het water viel. Drijfnat thuiskomend moesten we dat natuurlijk aan onze moeder uitleggen…
Dit verhaal is van Tineke Stricker en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Digitale en traditionele spelletjes
Als kind speelden mijn vrienden en ik eindeloos spelletjes op straat. Tikkertje, verstoppertje, hinkelen, we deden het allemaal! Op een gegeven moment waren we geobsedeerd door paarden en alles wat daarmee te maken had. We deden alsof we paarden hadden en gebruikten stokken als hindernissen om overheen te springen. Een van mijn favoriete vriendjes om mee te spelen was ook geobsedeerd door paarden. Het leuke is dat hij nu een professionele pararuiter is! Toen ik ouder werd, werden digitale games ook een deel van ons leven en zo vervingen Game controllers langzaam onze stokpaarden. Hoewel de aard van onze spelletjes veranderde, het plezier dat het ons bracht bleef hetzelfde. Digitaal of traditioneel, spelletjes brachten ons samen en creëerden levenslange vriendschappen.
Dit verhaal is van Marieke Kruijssen en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Speeltuin de Wentelbaan
Wij speelden in de jaren ’70 bij speeltuin de Wentelbaan. In die speeltuin werd van alles georganiseerd onder leiding van tante Rietje, een super lieve vrouw. Zo hadden we voetbaltoernooien, discomiddagen, de toneelclub en vijfkamp. Al kon je niet voetballen, dan mocht je alsnog meedoen aan de toernooien, want elk kind telde mee. Daar zorgde tante Rietje wel voor! Mijn moeder, ook wel bekend als tante Ans, en mijn vader ome Bert hielpen ook vaak mee bij de vele activiteiten die georganiseerd werden. Ik mocht vroeger buitenspelen tot de lantaarnpalen aan gingen, dan moest ik naar huis. We voetbalden met de jongens op het trapveldje of speelden militairtje op de dijk en bij de bunkers. Iedereen kende elkaar in de buurt en juist dat maakte het zo leuk!
Dit verhaal is van Jose Telling en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Gat in de heg
Ik ben opgegroeid in Geuzenveld in een huis met een tuin waar we veel speelden. Op een gegeven moment werd er een zandbak op het plein achter ons huis aangelegd. Mijn broer en ik maakten toen een gat in de heg van onze tuin, zodat we achterlangs naar de zandbak konden. Een keer is het zo koud geworden dat er water over het pleintje werd gegoten om een ijsbaan te maken. Daar konden we toen schaatsen! En dat gat in die heg? Die is heel lang gebleven.
Dit verhaal is van Marijke Duyvendak en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Vol gas in de Sloterplas
In Noorderhof organiseren we elke vijf jaar een groot lustrum waarbij we drie dagen lang feest vieren. We doen dan veel spelletjes op straat waar alle leeftijden aan meedoen, maar het hoogtepunt van het feest is toch wel ‘vol gas in de Sloterplas!’ Dat spel is een versie van het tv-programma ‘Ter Land ter Zee en in de Lucht’. Elk woonblok maakt dan een amfibievoertuig met wielen dat moet kunnen rijden en varen. Op het strandje aan de Sloterplas maken we dan een soort startbaan waar vanaf je in de Sloterplas glijdt en dan moet je zo snel mogelijk doorvaren naar de drijvende bel. Mensen gaan elke keer weer helemaal los, er zijn fantastische dingen gemaakt! Degene die wint heeft de beste combinatie van snelheid en presentatie, maar je kunt de jury bijvoorbeeld ook omkopen. Er zijn altijd een paar mannen heel enthousiast bezig om de beste kar te maken, maar dat betekent nog niet dat je wint. Zo was er eens een stel dat zich had verkleed als bejaarden met een rollator. Toen ze het water in moesten, lukte dat natuurlijk niet. En toch wonnen ze! Kinderen zijn er altijd boos over, maar de volwassenen moeten er altijd heel hard om lachen!
Dit verhaal is van Jorine van Hooijdonk en Jantine Swagerman en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Fotograaf: Hugo Hoes, 2014
De stad als speelplaats
Een aantal jaar geleden hebben mijn college Jori en ik de bewegingsschool ‘Hiddenbody’ opgezet. In deze school gebruiken we de stad om in te spelen. De filosofie van de school is geïnspireerd op verschillende disciplines. Van Tai Chi tot klimmen, we gebruiken verschillende technieken om onze interactie met de omgeving te herontdekken. Onze omgeving zit vol met onderdelen die tot spel aanzetten en dit werd het startpunt voor onze aanpak. We bouwen complexiteit door het gebruik van de alledaagse elementen uit de omgeving. Ik wil mensen inspireren om de stad als een verlengstuk van onszelf te conceptualiseren, waarin we spel kunnen gebruiken als een platform voor ontdekking. Op die manier is de Sloterplas onderdeel geworden van mijn zenuwstelsel!
Ontdek hier alles over Hiddenbody.
Dit verhaal is van Rich Andoh en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Spelen bij de basketbalreuzen
Nieuw-West stond vol met de speeltoestellen van architect Aldo van Eyck. In de speeltuin achter het Dijkgraafplein stond bijvoorbeeld de kenmerkende metalen klimiglo, en bij het naastgelegen Buurthuis de Aker ligt nog steeds een pierenbadje, een speelvijver met ronde stapstenen. Een geliefde plek om te spelen in de zomer. Maar wat ik me nog het meest herinner zijn de grote basketbalreuzen. Deze stonden aan de Akersingel, bij het eindpunt van buslijn 23, aan de rand van de woonwijk. Op dat trapveldje hebben we veel gespeeld.
Dit verhaal is van Nikki Pootjes en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Spelen in de modder
Kinderen vinden het leuk om vies te worden. Zo was er een speeltuin waar het water niet goed weg kon lopen, dus het was echt een modderpoel. Dat was geweldig! Als het regende, kwamen de kinderen met hun rubberlaarzen, emmers en schoppen en dat was leuk! Maar op een gegeven moment kwam de overheid en die heeft het heel goed gedraineerd. Toen was er ineens niks meer aan. Goed dat we nu de Natureluur hebben!
Dit verhaal is van Jorine van Hooijdonk en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Hutten bouwen bij de dijk
Omdat er veel woningen werden gebouwd lagen er planken op de bouwplaatsen. Die namen we mee naar de dijk en gebruiken we om hutten te bouwen. Anderen gingen dan kuilen graven en daar een dak op maken met de planken tot het een hut was. Vervolgens maakten we een klein kampvuurtje om aardappeltjes op te poffen. Dat gaf ons een echt kampeergevoel!
Dit verhaal is van Louis Firet en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Jakoba Mulder
Jakoba Mulder was een stedenbouwkundige die het spelende kind meenam in haar ontwerpen. Spelen is namelijk heel belangrijk voor kinderen en hun ontwikkeling. In haar ogen waren kinderen 100% burgers met dezelfde mensenrechten als volwassenen. Ze moeten een eigen ruimte hebben waar het veilig is en waar volwassenen zich niet met hen bemoeien. Hier zijn bijvoorbeeld de woonhofjes uitgekomen. Daar werden speelplaatsen gemaakt, zodat de vaders en moeders naar buiten kunnen kijken naar wat hun kinderen aan het doen zijn en gewoon kunnen roepen als ze naar huis moeten komen. De flats en de tussenruimtes zijn zo gebouwd dat het voor iedereen voelt alsof het ook van hen is. Het is geen anonieme plek, dat maakt het veilig voor kinderen om te spelen. Jakoba Mulder heeft het 'spelen' voor een hele naoorlogse generatie in Nederland ontworpen, absoluut!
Dit verhaal is van Jorine van Hooijdonk en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Zingen over de dijk
In 2002 maakte Jan van der Meij, samen met Jan Paul van Spaendonck het album ‘Nieuw West 50 jaar’. Op dit album staat het nummer De Dijk 2 waarin prachtige jeugdherinneringen over spelen en gymmen op de dijk worden bezongen.
Dit verhaal maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Samen een balletje trappen
Kaan speelt een spontane voetbalwedstrijd samen met zijn broer Doruk en zijn vrienden op het A. Nouriplein. Volgens zijn moeder Özlem, is het A. Nouriplein meer dan alleen een speelplaats; het is een levendige ontmoetingsplek waar buurtkinderen wedstrijden spelen en daarmee hun vriendschappen versterken.
Dit verhaal maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
Fotograaf: Karijn Kakebeeke, 2023
Hersenschudding op de speelplaats
Toen ik kind was waren er een paar speelplaatsen van architect Aldo van Eyck, die gewoon een stenen ondergrond hadden. Daar draaiden we ons helemaal duizelig. Ik kan me nog goed herinneren dat ik veel ben gevallen en dat mijn moeder voortdurend leren stukken op mijn maillots moest naaien. Misschien zijn er ook wel flinke hersenschuddingen geweest. Op een gegeven moment zag je overal van die hele lelijke kunststof tegels onder die speeltuintjes. Achteraf denk ik: was het nou echt leuk, die speelplaatsen? Het is eerder een beetje statisch, meer een hangplek.
Dit is een verhaal van Marijke Duyvendak en maakte onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Spelen in Nieuw-West’
hoogte